Dit verhaal
speelt in de tijd toen Rob nog Robbie was en bij tijden in korte broek met
de autoped Amsterdam onveilig maakte..... Onze onderbuurman was organist in de kerk. De man had uit puur enthousiasme
een pijpenorgel in z'n woonkamer laten plaatsen, waarvan de baspijpen pal
onder zijn plafond (onze vloer dus) uitkwamen.
Des avonds,
enige tijd na gedane arbeid en het verorberen van z'n andijvie met bal gehakt,
vond de man het tijd worden om zijn nieuwe speeltje eens duchtig aan de tand
te voelen. Alle registers gingen open. Dit nu, had tot gevolg dat één verdieping
hoger Robbie en zijn kleine zusjes angstig krijtend hun bed uitkwamen en de
woonkamer van hun verbijsterde ouders binnenstormden.
Vader
Hond, toch al ernstig gehinderd bij het beluisteren der sportuitslagen, begaf
zich spoorslags naar beneden teneinde de enthousiaste muzikant te verzoeken
het volume iets te temperen. Inderdaad werd het daarna iets zachter, maar
toch deden de baspijpen ons theeservies nog altijd duchtig rinkelen. Op een
hernieuwd verzoek van om vermindering
van het volume, kreeg mijn goede vader slechts te horen dat het echt zo hard
niet was.
Dit ritueel
herhaalde zich een volle week lang vrijwel dagelijks. Wij kinderen leden inmiddels flink aan slaapgebrek
en de verhouding van onze ouders met de benedenbuur was gedaald tot ver beneden
het vriespunt.
Toen
mijn vader 's zaterdagsmiddags thuiskwam na zijn werk, bleek dat onze muzikant
zijn kennis der muziek inmiddels had uitgebereid van "Looft den Heere"
en deszulken tot een -niet geheel foutloos- maar met verve gebrachte poging
tot "Toccata in Fugue". Johann Sebastian zelf zou ongetwijfeld de
tranen in de ogen hebben gekregen...... Dit nu, ging mijn vader te ver. Hij
spoedde ons aan, onze jasjes aan te trekken en verklaarde dat we een bezoek
gingen brengen aan oma en opa.
Zelf
rommelde hij nog wat in de kamer terwijl de rest van het gezin al buiten stond,
maar tenslotte konden we gaan. Het was erg gezellig bij Opa en Oma; we beleven
er zelfs eten! En wat een heerlijke rust.....
Toen
we thuiskwamen, werden we vóór de deur al begroet door een oververhitte benedenbuurman
die op hoge toon informeerde wáárom we de radio zo hard hadden laten staan
tijdens onze afwezigheid. Wij kinderen wisten uiteraard van niets, maar toen
mijn vader en moeder elkaar een veelbetekenende blik toewierpen, begon ik,
als oudste wel iets te vermoeden.
Mijn
vader hield de huisdeur open en zei tegen de buurman: "hoort u wel, hij
staat helemaal niet hard!" "Dan is het wel érg gehorig" was
het antwoord. Mijn vader keek alleen maar, en de buuurman leek te blozen.
Snel verdween hij weer richting zijn eigen voordeur. Toen we de kamer binnenkwamen,
troffen we daar de radio aan, plat onder tafel met de luidspreker vloerwaarts;
omgeven door stoelkussens en beddegoed......
Na deze
affaire was buurman graag bereid afspraken te maken rond tijdstip en volume
van zijn muzikale escapades....